Angst is een kenmerk van de vroege middeleeuwen. Er is:
-
Angst voor de almachtige God- Angst voor de onbegaanbare wereld buiten de bewoonde wereld
Bescherming voor deze angst is de lagere adel. Door het
feodale stelsel worden boeren beschermd door feodale heren tegen Noormannen,
Hongaren, etc.
Aan het einde van de middeleeuwen breidde de landbouw zich uit. Hogere productie en specialisatie verhoogden de opbrengst. Boeren gingen het overschot verhandelen en op de knooppunten van handel vestigden zich steden. In deze steden vestigden zich ook kloosters die onderwijs en ziekenzorg verzorgden. Zo raakten stad en kerk verbonden. Buiten de buurt van steden was er onbegaanbaar gebied.
Langzamerhand ontstonden er ook kathedralen. Dit waren meer prestigeprojecten van de kerk die steeds groter en groter werd. Het culturele klimaat werd steeds meer bepaald door de steden en de kerken die erin stonden. Daarnaast werden er pelgrimages gehouden; tochten naar pelgrims oorden die gevaarlijk waren, vanwege de onbekende wildernis.
In kloosters en kerken werden op vaste tijden de getijden
gehouden. Tijdens deze getijden werden psalmen in het Latijn gezongen. Deze
worden gregoriaans genoemd, vanwege de foute opvatting dat Paus Gregorius deze
psalmen geordend zou hebben. Dit is echter een paar eeuwen later gebeurd. Deze
liederen waren bedoeld voor de liturgie (=eredienst in de kerk). Het liturgisch
drama was een soort van spektakel om de mensen die geen Latijn konden te
betrekken bij de kerk en de bijbel door middel van missen en dergelijken.
Polyfonie in de kerk is ontstaan om de eentonige psalmen
extra interessant te maken ten opzichte van de troubadours muziek met
instrumenten. De kapelmeesters van de Notre-Dame zijn voor een groot deel
verantwoordelijk voor het introduceren
van de contratenoren naast de bestaande melodielijn (= Cantus firmus).
De kerken werden in twee stijlen gebouwd. Eerst was er de
romaanse stijl. Deze had dikke brede muren, liet weinig licht binnen en was erg
sober. Zodra de skeletbouw was uitgevonden werden zo groot en fraai mogelijke
kathedralen gebouwd. Deze zijn vooral hoog, spits en rijkelijk versierd. Wat ze
gemeen hebben is dat ze allebei van binnen zijn versierd met fresco’s.
Aan het hof van de adel werd door troubadours/trouvères
muziek gemaakt. Vaak waren zijzelf ook van adel. Hun muziek is vrijwel altijd
gregoriaans. Een goed voorbeeld van waar ze over zingen is de hoofse liefde.
Op de straten wordt ook muziek gemaakt, maar dan door
vaganten. Zij maken niet alleen muziek, maar jongleren, spelen toneel, tonen
rariteiten, van alles, tot beren temmen aan toe. Er is niet veel meer van
bekend maar vaak speelden ze om de feestvreugde te vergroten. Ook speelde ze
meerdere instrumenten tegelijkertijd. De kerk stelt deze straatentertainers
niet op prijs.
Later wordt het verzet van de kerk minder en omdat de
liturgie niet aanslaat worden de vaganten ingezet. Zij voeren mirakelspelen op;
toneelstukken waarin op wonderlijke wijze het leven van iemand wordt verbeterd
door de tussenkomst van God. Een variant hierop is het plaatsen van decors op
wagens. Iedere wagen heeft zijn eigen scene en op deze manier wordt het verhaal
door de stad verplaatst in een optocht.
Begrippen Cluny, Cisterciënzer, Abt Suger
-
Cluny: een abdij in midden-Frankrijk. De
Cluny-orde is verantwoordelijk voor de bouw van vele kloosters.- Cisterciënzers: een kerkorde van meer sombere kerken, omdat zij vinden dat het verschil tussen de rijkdom van de kerk en de armoede van het volk te groot is. Monniken worden schiermonniken genoemd en dragen sobere pijen.
- Abt Suger: Suger, die de aanleiding gaf tot de gotische stijl, was abt van Saint Denis. Dit was een kerk in de buurt van Parijs waar de martelaar Dionysius zijn graf had. Ook werden hier de Franse koningen begraven. Suger hoopte dat bezoekers van een kathedraal zich ergens tussen de wonderen van het paradijs en het slijk der aarde achten. Hij vond ook dat kathedralen vol moesten zijn van licht, vandaar de kleurrijke vensters in veel gotische kerken.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten